Samaritanen

Samaritanen (2)

Ongeveer 722 voor Christus worden door de Assyriërs veel inwoners van het Noordelijk Koninkrijk Israël afgevoerd naar Babylonie. Deze ballingen werden vervangen door Assyrische kolonisten, die zich op natuurlijke wijze vermengen met de achtergebleven Israëlisch (Joden). Deze gemengde populatie werd niet geaccepteerd door de Joden van het Zuidelijk Koninkrijk Judea, totdat ook zij afgevoerd werden naar Babylonié. Het waren alleen de nakomelingen van de inwoners van Judea, die later mochten terugkeren om de Tempel weer op te bouwen, evenals Jeruzalem. Sinds die periode wordt er gesproken over Joden. Maar de gemengde bevolking van het noordelijk Koninkrijk wilden graag een samenwerking, welke afgewezen werd. Sinds die periode heet dit deel Samaria en deze gemengde bevolking de Samaritanen. Zij moesten maar genoegen nemen met een Tempel op de berg Gerizim.

Na de veroververing door de Grieken in 168 voor Christus, moesten alle Tempels op last van de Seleucidische koning Antiochus IV Epiphanes alle Tempels gewijd worden aan de god Zeus. Door dit feit  ontstond een volksopstand georganiseerd door de Makkabeeën die de Tempel weer inwijdden, maar wel de Tempel van de Samaritanen verwoesten. Er was zelfs nog een Joods Koninkrijk onder de Makkabeeën van 128 t/m 107 voor Christus. Ook later bleken de Samaritanen een tweederangs volk en werden ze onderdrukt tijdens de Romeinse periode. Tijdens de Byzantijnse periode werden ze onderdrukt door zowel de Joden als Christenen. Een mislukte oorlog kostte vele duizenden het leven, maar de Samaritaanse religie werd wel geaccepteerd. Na de Islamitische veroveringen na 634 werden vele Samaritaanse Synagogen verwoest en vluchtten velen naar elders. Dit gebeurde weer rond 800. Gedurende de 10e eeuw verbeterde de relatie tussen Moslims, Joden en Samaritanen. Maar in de 13e eeuw waren het de Mammelukken die de Samaritanen vervolgden, Synagogen omvormden in Moskeeën en bekeerden velen tot de Islam. Heden ten dage zijn er vele Arabieren in Israël en de gebieden die een Samaritaanse familienaam dragen. Na de oprichting van de Staat Israël verhuisden veel Samaritanen naar de stad Holon en de anderen die nabij Nablus in Samaria (West Bank) woonden, stichtten een nieuwe nederzetting, Kiyat Luza, nabij de Gerizim. Door al deze etnische vervolgingen en zuiveringen, door Moslims, reduceerde een grote gemeenschap van enkele honderdduizenden in de 4e eeuw tot nog maar 146 personen in 1917. Na de oprichting van de Staat Israël bloeide deze bijna uitgestorven gemeenschap weer op en kent nu ongeveer 720 leden, waar van 346 in de stad Holon nabij Tel Aviv en 308 in Kiryat Luza. De Samaritanen zijn tweetalig en spreken Ivriet (modern Hebreeuws) en Arabisch. De naam Samaritaan komt van de landstreek Samaria afkomstig van het woord Shomeriem (behoeders). Nog steeds worden religieuze bijeenkomsten gehouden op de berg Gerizim. Zij beschouwen zich als de ware Joden, omdat men alleen huwt binnen de eigen gemeenschap. De Thora is het Heilige Boek, want alle andere Bijbelboeken en mondelinge overleveringen worden door hen verworpen. Mozes wordt gezien als een door God gezonden profeet. Zij houden zich streng aan de Shabat en jongens worden besneden en ze doen hun schoenen uit bij het betreden van de Synagoge. In Nablus bewaren ze de belangrijkste Thora rol; de Abiesja-rol. Volgens overleveringen moet deze op een Geitenhuid geschreven zijn door een achterkleinzoon van Mozes. Op de berg Gerizim kleeft hun Tiende Gebod en daar wordt jaarlijks het Pesach gevierd met het offeren van schapen en het eten van ongerezen brood. Men kleedt zich in witte gewaden. Ook menen de Samaritanen dat de offering van Izaäk door Abraham  niet op de berg Moria (Tempelberg) moest plaats vinden, maar juist op de Gerizim en dat de komst van de Messias dan ook daar zal geschieden. De Samaritaanse gemeenschap wordt geleid door een Hogepriester. De laatste Hogepriester in de lijn van Aarons zoon Eleazar overleed in 1624. De huidige (2014) Hogepriester is Aabed-El ben Asher ben Matzliach. Na de oprichting van de Staat Israël werden alle Samaritanen trotse burgers van de nieuwe staat en dienen de Samaritaanse jongeren trots in het Israëlische leger. Door de oprichting van de Staat is het toch nog goed gekomen tussen “Die Twee”!